De kennismaking – het afscheid.
Hij kende haar als lief van een ander.
Die ander als vriend en veelvraat van vrouwenharten.
Kroniek van een aangekondigde breuk. Zij verdiende beter. Beter als synoniem voor hem.
Hun smachtend verlangen naar elkaar was niet louter op lust berust. In controle, principieel. Dat was hij toen ook al. Dus bleef overspel tot fantasieën beperkt.
Het hoofd snoerde zijn hart de mond en wees haar de deur, nog voor er sprake was van zij.
Adios.
Altijd onderweg
Verschillende wegen brachten hen nieuwe geliefden, verdrongen haar naar de achtergrond, naar een achterkamer in zijn hart van eeuwig verlangen.
Gedecoreerd met denkbeelden, foto’s, brieven, anekdotes, voorwendsels en tranen uit hun kortverhaal.
Ooit was het anders geweest. Bijna waren ze onlosmakelijk verbonden. Dat de kans reëel was dat ze tijdens haar verre omzwervingen de weg naar huis zou verliezen, kon hij bij ratio wel vatten. Er viel niet aan te twijfelen dat ze op zoek naar zichzelf andere bondgenoten zou ontmoeten – die in ruil voor haar immer sierlijke schaduw – geborgenheid, liefde en onderdak zouden verschaffen.
Wiens krachtige nieuwe aandachtsgolven, zijn door tijd en afstand sterk verzwakte lokroep naar huis tot een monotone elegie zouden reduceren.
“Ach ”, dacht hij, “ach was ze maar een trekvogel.”
Dan zou ze, na haar van nature uit ontembare drang tot migreren, ten gepaste tijde het kompas huiswaarts richten, alwaar we zonder achterdocht te koesteren, noch verantwoording af te geven, de pure daad van liefde zouden beleven.”
De rouw
Naarmate de tijd verstreek, werden hun denkbeeldige ontmoetingen op de rand van het bed zeldzamer en besefte hij dat de kans op een daadwerkelijke terugkeer van haar, met het wegtikken van de grote wijzer kleiner werd.
Het rouwproces bestond er in om met mondjesmaat, onbewust, al hun netjes opgeborgen herinneringen over te brengen naar een klein achterkamertje van zijn hart, achter slot en grendel, naast verlaten kamers van vrouwen die ook ooit zijn grote huis hadden bewoond.
Aanvankelijk liet hij bewust, in een moment van zwakte, de deur wel eens op een kier, in de stille hoop dat haar ziel als een zombie zou komen ronddolen. Dan weer zwierf hij eenzaam rond in dat veel te grote huis en zou hij geregeld, weemoedig voor de deur van haar kamertje staan, zichzelf afvragend of het herhaaldelijk wentelen in dat masochistisch leed, wat het betreden van haar kamer tot gevolg heeft, wel een goed idee was.
Tot slot van rekening heeft zijn huidige bewoonster er geen boodschap aan dat hij continu verzonken zit in een strijd met zombies uit een ver verleden. Dit zou de kans alleen verhogen dat ook zij er binnen afzienbare tijd één zou worden.
Het eeuwig verlangen
Sinds haar vertrek, nu meer dan twintig jaar terug, liet hij verder alles onberoerd.
Twee decennia lang inmiddels, huurt ze een kamer in zijn hart. nooit gaf ze thuis. Steeds op bezoek bij anderen.
Enkel de onlosmakelijke triggers, die zijn huidig levenspad kruisen zetten het proces sporadisch nog eens in gang. Dan vergeet hij even dat de vrouw van zijn leven over een levenslange erfpacht beschikt.
Dan wordt hij door nostalgie bedwelmt en naar haar kamer gezogen.
Maar wat met die kamer van verlangen?
Wat te doen met al die liefde?
Of zijn geilheid of geldingsdrang de aanstokers van dit emotioneel geweld?
23 jaar later. Een facebook post verried haar aanwezigheid. Haar lichaam sprak verontwaardiging uit. Haar mond vond de afstandelijke begroeting maar niks. Met de deur in huis vallen heet dat.
Het markante intrede gooide meteen ook haar kamerdeurtje wagenwijd open.
Een golf van ondefinieerbare gevoelens overspoelde hem compleet. Ijlend, snakkend naar lucht mompelde hij wat woorden bij elkaar. Alles leek zo vanouds, enkel de tand des tijds onderscheidde hen van de geliefden die ze even waren geweest. Heel even, in een moment van volle overgave wou hij haar kussen. wou hij haar passioneel omarmen, wou hij doen wat hij toen niet had aangedurfd.
Zijn gevoel de vrije loop laten.